Actieve umpires en referees zijn belangrijk voor tornooiorganisaties

In januari 2011 nam de raad van bestuur een belangrijke beslissing in verband met de organisatievoorwaarden van tornooien vanaf het  seizoen 2013-14. Wie een beetje thuis is in de organisatie van een tornooi en tegelijk  weet hoe umpires en referees hierin betrokken partij zijn, weet hoe ( vooral financiëel ) belangrijk het is om een actieve umpire of referee als lid te hebben.

Concreet stelt een actieve umpire of referee zijn eigen club vrij van het betalen van een tornooibijdrage.  Deze vrijstelling bedraagt  voor het seizoen 2011-12  270 euro.

Dat dit systeem van al dan niet betalen of vrijgesteld zijn van een bijdrage ter discussie stond, was al een tijd bekend.

 

In overleg met de raad van bestuur werd door de Wedstrijdfucntionarissencommmissie VBL  een voorstel uitgewerkt dat de clubs de kans zou geven om op een zachte manier en over een relatief lange periode van twee seizoenen het nodige te doen om een umpire of referee in hun rangen te hebben.

Erg belangrijk om volgende reden  :  een club die vanaf het seizoen 2013-14 een tornooi zou willen organiseren zou die toelating enkel nog krijgen indien de club een actieve umpire of referee als lid in zijn rangen had.

De laatste kans om via een nieuwe umpire of referee in orde te zijn was  de opleiding tot referee in 2012 en de opleiding tot umpire in 2013 te ( laten ) volgen.

Qua soort van tornooien zouden er geen uitzonderingen zijn.  Of een club nu een BBAC-tornooi of een jeugdtornooi organiseerde, zou geen verschil maken,  de verplichting zou blijven bestaan in alle omstandigheden.

Indien we deze toekomstige regel zouden vertalen naar de aanvragen voor het seizoen  2011-12 zouden er 10 clubs hun aanvraag afgewezen gezien hebben.Gedetailleerd betekent dit qua niveau van tornooien 4 A-tornooien en 7 B-tornooien ( ( 1 club had twee aanvragen ),  en dan spreken we ook over 3 BBAC-tornooien. Wanneer je naar de provincies zelf gaat kijken zou de provincie Oost-Vlaanderen een groot probleem gehad hebben.  Liefst 7 clubs zouden geen tornooi meer organiseren.  Vlaams-Brabant is een ongelukkige tweede met 3 tornooien, West-Vlaanderen zou 1 probleem hebben, Limburg en Antwerpen zouden op rozen gezeten hebben.

 

Een nieuw initiatief van de Wedstrijdfunctionarissencommissie  was het opstarten van een nieuwe opleiding van referees. De drempel naar de klassieke opleiding was de laatste jaren blijkbaar veel te hoog. Daarom werd gezocht naar een kortere, meer eenvoudige opleiding, zonder afbreuk te doen aan het aspect kwaliteit.

De eerste opleiding theorie werd gegeven in april.  De praktijk zit er nog aan te komen in het eerste deel van volgend seizoen.  Indien alles goed gaat hebben we er in maart 2012 twee referees bij . Zij zullen ingezet worden op jeugdtornooien, eendagstornooien en C-D-tornooien.

Op de Algemene Vergadering van de VBL van 27 mei jongstleden moesten de aanwezige clubs stemmen over een vraag van BC Oudegem om deze beslissing af te voeren.

Finaal werd er geen echte consensus bereikt.  Om het probleem tijdelijk te ontmijnen werd graag ingegaan op een voorstel vanuit de clubs om de beslissing niet ter stemming te brengen op de dag zelf. De problematiek zou gedurende een jaar bevroren worden om ondertussen vooral de PBO de kans te geven om een aantal umpires en referees te vinden in haar geviseerde clubs.

Het probleem van onvoldoende umpires en referees werd door verschillende clubs voorgesteld als een specifiek probleem voor de PBO, en niet direct voor de andere provincies.  Sommige clubs hadden er moeite mee dat het probleem van de PBO over de volledige VBL werd uitgesmeerd.

De Wedstrijdfunctionarissencommissie PBO ( WFC PBO ) engageert zich om deze problematiek te bespreken met de Oostvlaamse clubs.

De WFC PBO zal de discussie aangaan en uitzoeken wat de oorzaken zijn waarom zoveel Oostvlaamse clubs niet beschikken over een actieve umpire of referee.

Het moet zeker de bedoeling zijn om ten gepasten tijde te voldoen aan de voorwaarden die de VBL meent op te leggen.

Belangrijk is dat de clubs positief staan tegenover de beleidskeuze van de VBL en op een positieve manier kunnen samenwerken met de WFC PBO.

De clubs mogen zich dus op halflange termijn verwachten aan een uitnodiging om de problematiek te bespreken.

Wvd  28 mei 2011